dc.description.abstract | De aanleiding voor deze studie is tweeledig. Vooreerst wil Vlaanderen inzetten op de energietransitie. Op 11 december 2017 bereikten vier energieministers een princiepsakkoord omtrent het interfederale energiepact. Het pact is erop gericht een energiesysteem tot stand te brengen dat tegen 2030 een continue, duurzame en betaalbare energievoorziening kan garanderen. Gezien de geplande nucleaire uitstap in 2025 moet het pact de contouren van de energiemix naar 2030 toe bepalen. Een belangrijk deelopgave ligt in de renovatie en transformatie van het bestaande woningpatrimonium. Volgens de systeembalans zijn huishoudens verantwoordelijk voor ongeveer 1/5 van het netto energieverbruik. De laatste jaren zijn reeds wetgevende initiatieven (via de EPC-regelgeving) genomen om het energiegebruik in het gebouwd patrimonium terug te dringen, maar deze ontwikkeling blijkt te stagneren. Daarom verdienen ook ons weefsel zelf en het bestaande patrimonium onze aandacht, naast de vigerende maatregelen voor nieuwbouwprojecten en verbouwingen. Vele bestaande woningen zijn slecht geïsoleerd en maken nu in hoofdzaak gebruik van verouderde installaties op fossiele brandstoffen. Deze opgave is het onderwerp van het Vlaamse Renovatiepact.Ten tweede wil de Vlaamse Overheid inzetten op kwalitatieve kernversterking en verdichting, als duurzaam alternatief voor het verder aansnijden van de open ruimte. De goedgekeurde strategische visie Beleidsplan Ruimte bevat tal van aanbevelingen om ons ruimtegebruik te optimaliseren en het ruimtelijke rendement te verhogen. Het ruimtebeslag - de spreiding van gebouwen, programma's en functies in het Vlaamse landschap - vertegenwoordigt immers een grote maatschappelijke kost en staat een meer duurzame ontwikkeling van onze welvarende regio in de weg. In het meerjarenprogramma van de Vlaams Bouwmeester 2017-2020 formuleerde deze de ambitie om op zoek te gaan naar kwalitatieve alternatieven voor het verspreide woonmodel. Ons dominante nederzettingspatroon van relatief lage dichtheden en verspreide bebouwing hangt immers nauw samen met het hoge energieverbruik, het verdwijnen van de biodiversiteit, de weinige performante en uitgestrekte publieke infrastructuren en de uitstoot van broeikasgassen. De wijk is een belangrijk schaalniveau dat zich net boven het individuele gebouw situeert, maar als dagelijkse leefomgeving voor vele burgers een bekommernis vormt. Het is de plek waar abstracte beleidsdoelstellingen neerdalen en hands-on, in een nauwe samenwerking tussen burgers, marktpartijen en overheidsinstellingen, kunnen worden geadresseerd. Het is de plek waar het uitgezette beleid dus een tastbare en leesbare vorm kan krijgen. Het wijkniveau wordt daarom als een cruciale schakel in het beoogde transitieproces beschouwd. Als opgave heeft de klimaatwijk de potentie om als sluitstuk, maar ook als toetssteen, van het uitgezette klimaatbeleid te worden beschouwd. | |