dc.description.abstract | In opdracht van MIRA voerde Ecolife twee studies uit over de ecologische voetafdruk. Een eerste studie onderzocht waarom de ecologische voetafdruk van België hoger is dan die van onze buurlanden. In een tweede studie werd de ecologische voetafdruk van Vlaanderen berekend voor de periode 2004-2009.Nationale of regionale voetafdrukindicatoren zoals de ecologische voetafdruk, de koolstofvoetafdruk, de watervoetafdruk en de materialenvoetafdruk, geven weer hoeveel hulpbronnen een land of regio wereldwijd gebruikt voor haar consumptie of hoeveel vervuiling die consumptie wereldwijd veroorzaakt. Uit landenvergelijkingen die geregeld uitgevoerd worden door wetenschappers en organisaties als het Global Footprint Network en het Water Footprint Network, blijkt dat de Belgische voetafdrukken bijna systematisch hoger zijn dan die van de buurlanden. Ecolife ging na hoe dat komt. Het onderzoek focuste op de ecologische voetafdruk en gebruikte de andere voetafdrukken als ondersteuning van de analyses.Een eerste vaststelling is dat ruim de helft van het verschil met de buurlanden kan worden verklaard door methodologische keuzes die leiden tot overschattingen voor kleine, open economieën zoals België. Toch identificeerden de onderzoekers ook een reeks structurele verschillen in consumptie- en productiepatronen die aan de basis liggen van de hoge ecologische voetafdruk. Zo heeft België gemiddeld oudere gebouwen met een lage energieprestatie, wat zorgt voor een hoog energiegebruik voor verwarming. De lage bezettingsgraad van Belgische personenwagens, het dichte wegennetwerk en de lage belasting op diesel dragen dan weer bij aan een hoger aantal voertuigkilometers per persoon, en dus ook aan de hogere ecologische voetafdruk. En we lijken bijvoorbeeld ook meer vis met een hoge voetafdrukintensiteit en meer plantaardige oliën, koffie, suiker en bier te consumeren dan onze buren.Ecolife berekende ook de ecologische voetafdruk van Vlaanderen voor de periode 2004-2009. De voetafdruk van de gemiddelde Vlaming bleek over deze periode te schommelen rond de 9 globale hectare (gha). Door verschillen in databronnen kunnen de Vlaamse resultaten niet zomaar vergeleken worden met de cijfers in de internationale voetafdruk-databases. Bovendien is die 9 gha vrijwel zeker een overschatting: uit de hierboven besproken studie blijkt immers dat methodologische keuzes in de voetafdrukberekening leiden tot overschattingen voor kleine, open economieën. Toch kunnen we besluiten dat we duidelijk boven onze stand leven: we moeten het doen met één aarde en dat betekent dat de wereldgemiddelde ecologische voetafdruk niet hoger mag zijn dan 1,8 gha per inwoner. Met 9 gha zitten we daar ver boven.Bijna de helft van de Vlaamse voetafdruk bestaat uit de hoeveelheid land die nodig is voor de productie van biomassa voor voeding, kleding, meubelen, enzovoort. Een even groot deel bestaat uit zogenaamd energieland. Dit is de theoretische oppervlakte bos die nodig is om de CO2 die vrijkomt bij de verbranding van fossiele brandstoffen op te vangen. De overige 4 % van de voetafdruk is bouwland, land dat gebruikt wordt voor gebouwen, infrastructuur en recreatievoorzieningen.Nationale voetafdrukken weerspiegelen de milieu-impact van consumptie en worden berekend als de voetafdruk van binnenlandse productie plus de voetafdruk van import min de voetafdruk van export. De Vlaamse productie is op veel vlakken efficiënter dan het wereldgemiddelde en heeft bijgevolg relatief lage voetafdrukintensiteiten. De voetafdruk van de netto import is echter van dezelfde grootteorde als de productievoetafdruk, dus enkel de productie-efficiëntie verbeteren volstaat niet om de totale voetafdruk significant te verlagen, we moeten ook onze consumptiepatronen aanpassen. De studie over verklaringen voor de hoge Belgische voetafdruk biedt alvast inspiratie hiervoor. | |