Onderzoek naar het instrument 'convenant' voor niet-agrarische activiteiten in voormalige agrarische gebouwen
Bekijken/ Openen
Vlaanderen Identifier
Onderzoek-1827289
Auteur(s)
Brecht Vandekerckhove
Pieter-Jan Defoort
Anna Verhoeve
Arnout De Waele
Arnout Schelstraete
Marie-France Lebbe
Sally Lierman
Alternatieve Titel
eindrapport
Collections
Metadata
Toon volledig item recordAbstract
Het onderzoek bouwt verder op een eerdere studie waarin de juridische haalbaarheid en begrenzing van de contractbenadering voor niet agrarische activiteiten voormalige agrarische gebouwen werd onderzocht. Uitgangspunt van de studie was dat de "contractbenadering" zich leent voor het omgaan met de realiteit in Vlaanderen waarbinnen diverse niet vergunbare functies worden uitgeoefend in gebouwen in agrarisch gebied. Waar wenselijk tracht de contractbenadering die realiteit binnen een juridisch kader te brengen. Door gebiedsgericht bepaalde ruimere mogelijkheden inzake functiewijzigingen in het leven te roepen, ontstaat er een opportuniteit om niet benutte, bestaande en niet-verkrotte gebouwen in agrarisch gebied een kleinschalige en ruimtelijk aanvaardbare invulling te geven.In dit rapport wordt de contractuele gedachte op een hoger en bestuurlijk niveau getild in de vorm van een beleidsovereenkomst, een "convenant" genoemd. Het convenant bevat een toetsingskader en de krijtlijnen waarbinnen de individuele gemeenten activiteitencontracten kunnen afsluiten.Dit rapport wil zowel de juridische als de ruimtelijke aspecten van het convenant verkennen. In het ruimtelijk luik (deelopdracht II) richt het onderzoek zich op de totstandkoming van een gebiedsgericht toetsingskader rond meergezinswoningen voor het Pajottenland en rond economische functies voor het Meetjesland. De visie die hiervoor werd opgebouwd kwam tot stand via een intensief participatieproces met de betrokken regio's en is het resultaat van een interpretatie en verwerking door het onderzoeksteam. Het is illustratief bedoeld en vormt geen voldragen beleidsdocument.In het juridisch luik (deelopdracht I) luidt de centrale vraag: "Is het binnen de juridische context en in het kader van de scope mogelijk en haalbaar om het instrument van het convenant toe te passen?". Het onderzoek spitst zich toe op de implementatie in en de verhouding met het andere instrumentarium. Het resultaat van het onderzoek (Deelopdracht III) is drieledig en bestaat uit een tekstvoorstel van aanpassing VCRO (1), het formuleren van beleidsaanbevelingen (2) en het uitwerken van een gebiedsspecifieke convenant (3).