Bodemverdichting in Vlaanderen
Date
2016
Vlaanderen Identifier
Onderzoek-1842216
Author
Frank van der Bolt
Wim Cornelis
Jan De Pue
Rob Hendriks
Jan van den Akker
Harry Massop
Ingeborg Joris
Jef Dams
Johan Vos
Alternative Title
Gevolgen van bodemverdichting op het watertransport door een bodem
Collections
Metadata
Show full item recordAbstract
Uit onderzoeken blijkt dat machinale bewerking van landbouwbodems in Vlaanderen en Nederland leidt tot bodemverdichting, ook tot onder de ploegdiepte. Kwantitatieve gegevens ontbreken echter. Een verdichte bodemlaag gaat in principe gepaard met een verlaagde waterdoorlatendheid en kan een barrière vormen voor de groei van wortels. Waarnemingen wijzen er sterk op dat bodemverdichting het watertransport belemmert. Bodemverdichting resulteert in een aantal risico’s:1. Verdichte landbouwbodems kunnen ertoe leiden dat hevige neerslag niet snel doordringt in de bodem en daarbij leidt tot (meer) oppervlakkige afstroming en plasvorming. Om wateroverlast te voorkomen is het belangrijk dat regenwater zoveel mogelijk infiltreert daar waar het valt. Als bodemverdichting infiltratie belemmert, nemen risico’s voor overstroming toe, zeker gelet op het areaal van landbouwbodems. 2. Bodemverdichting vergroot het risico op beperking van gewasopbrengsten. Enerzijds omdat tijdens de meer frequente waterstagnatie de aeratie van de wortelzone beperkt wordt en de akkers zijn dan niet berijdbaar om te oogsten. Anderzijds omdat door de verdichte ploegzool de bewortelingsdiepte afneemt en het gewas droogtegevoelig wordt, en omdat de capillaire nalevering kan afnemen en zo de bouwvoor sneller uitdroogt in droge perioden.3. Klimaatverandering zal leiden tot een toename van weersextremen; meer en vaker hevige neerslag en vaker zeer droge perioden. Een goede bodemstructuur is des te belangrijker om in de landbouw en het waterbeheer goed te kunnen anticiperen op klimaatverandering.Deze problematiek is recent in Vlaanderen in een TWOL-studie verkend. Een groot deel van het Vlaamse landbouwareaal is risicovol voor bodemverdichting, ook bij gebruik van standaard oogstmachines en onder normale vochtomstandigheden. Omdat er nauwelijks kwantitatieve gegevens zijn over de effecten van bodemverdichting op de vochthuishouding van de bodem, geven de resultaten van de TWOL-studie aanleiding voor dit onderzoek. Daarom heeft het Vlaams Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, voor wie optreedt de Vlaamse minister bevoegd voor Leefmilieu, Natuur en Cultuur, een opdracht uitgeschreven voor onderzoek om de gevolgen van bodemverdichting op het watertransport door een bodem te kwantificeren. De hoofdstukken volgen de werkwijze. Eerst worden de historische data beschreven (hoofdstuk 2), daarna worden in hoofdstuk 3 het meetplan en de perceelkeuze uitgelegd. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens beschreven welke veldmetingen zijn uitgevoerd warna in hoofdstuk 5 de resultaten van de analyses in het laboratorium beschrijft. In hoofdstuk 6 worden de 6 percelen met continue hydrologische-bodemfysische metingen beschreven. Het afleiden van de pedotransferfuncties, het gebruik van SWAP om de effecten van bodemverdichting te kwantificeren en om een indicatie van de gevolgen voor Vlaanderen te geven, staan in hoofdstuk 7. Afgesloten wordt met de conclusies in hoofdstuk 8.