Evolutie van de emissies in water uit corrosie van bouwmaterialen aan de hand van de referentiejaren 1998, 2002 en 2005
Date
2007
Vlaanderen Identifier
Onderzoek-2801390
Author
Guy Engelen
Leen Van Esch
Publisher
Ministerie van de Vlaamse gemeenschap
Collections
Metadata
Show full item recordAbstract
De Emissie-Inventaris Water (EIW) is een belangrijk hulpmiddel om een beter inzicht te krijgen in het aandeel van de doelgroepen in de emissiedruk, een betere onderbouwing te verzekeren van het doelgroepenbeleid, en, een efficiënte bijstelling te garanderen van de sectorale lozingsnormen. Het levert bovendien een belangrijke input voor de waterkwaliteitsmodellering.In 2006 (Engelen et al., 2006) werd door VITO en WTCB in opdracht van de VMM een op GIS-gebaseerde rekenmethode ontwikkeld die complementair is aan het in MS Excel ontwikkelde EIW-model (Syncera bv, 2006). Deze werd concreet toegepast op de diffuse emissies van metalen (zink, koper en lood) afkomstig van bouwmaterialen gebruikt in de sector ‘huisvesting en perceelsinrichting’ tengevolge van atmosferische corrosie en het gebruik van water in leidingen.De voorliggende studie gebruikt de resultaten van het WTCB en de GIS-methodologie van de studie uit 2006 om een historische analyse uit te voeren voor de jaren 1998, 2002 en 2005. Daarnaast wordt een uitvoerig deel gewijd aan scenario- en verschilanalyse.De historische analyse wijst op een stijging van de bruto emissies tussen 1998 en 2005 voor de drie metalen. Dit kan vooral verklaard worden door een toename in het aantal gebouwen. Deze toename oversteigt de daling van de bruto emissiewaarden voor de meeste gebouwtypes in dezelfde periode. De netto emissies volgen deze trend niet als gevolg van een sterk verbeterde zuiveringsinfrastructuur: meer zuiveringszones zijn uitgerust met een RWZI of hebben een betere zuivering in de bestaande RWZI’s. Het verwijderingspercentage stijgt tussen 1998 en 2002 met 4 à 5%, maar blijft relatief constant tussen 2002 en 2005.Uit de scenario- en verschilanalyse kan besloten worden dat het GIS-model geschikt is voor de studie en evaluatie van alternatieven. Scenario’s werden uitgewerkt voor het materiaalgebruik, de overstortfrequentie en het zuiveringspercentage in de IBA’s/septische putten. Bij wijze van voorbeeld concentreren zich de analyses op het metaal lood met referentiejaar 2005, maar gelijkaardige conclusies met betrekking tot de bruikbaarheid van het model zijn te verwachten voor de andere metalen en voor andere perioden. Met het oog op de traceerbaarheid van effecten gebeuren aanpassingen slechts voor één variabele. Er wordt nagegaan wat de gevolgen zijn in alle knooppunten van het stofstroomschema, van bruto tot netto emissies. Men kan afleiden dat bepaalde variabelen wel degelijk belangrijke consequenties hebben op de modelresultaten en dus als gevoelig gelden. Zo zetten emissiereducties aan de bron tengevolge van een verminderde bruto emissiewaarde van lood (materiaalgebruik) zich integraal door naar de belasting van het oppervlaktewater. Het veranderen van de overstortfrequentie met 1% zorgt voor een maximale afwijking aan de netto kant van eveneens 1%. Aanpassingen bij de individuele zuivering in de IBA’s heeft (in het geval van lood) maar betrekking op een relatief klein deel van de stofstroom. De totale stofstroom naar het oppervlaktewater ondergaat bijgevolg maar kleine veranderingen.Het GIS-model biedt bij uitstek mogelijkheden om ruimtelijke consequenties van scenario’s in beeld te brengen. Verschilkaarten visualiseren voor gans Vlaanderen een verbetering of verslechtering van het zuiveringsrendement tussen 1998 en 2005. Op gelijkaardige wijze kan men verschillen voor en na een technische ingreep in beeld brengen. Aan de hand van een kleiner studiegebied wordt de oorsprong van de verschillen verklaard en teruggevoerd tot de redeneerstappen van het model.
URI
Type
Document
Identifier
Onderzoek-2801390